vrijdag 7 april 2017

Opdracht 7: Samenvatting artikel: verlamde man kan dankzij denkkracht weer zelf eten

Samenvatting verlamde man kan dankzij denkkracht en sensoren weer zelf eten:
Het artikel is geschreven op 29 maart 2017.
Een Amerikaanse man kan door sensoren in zijn hersenen weer zelf eten en drinken. Hij is de eerste persoon die gebruik maakt van deze techniek. Deze techniek  zet denkkracht doormiddel van een computer om in bewegingen van handen en armen. De 56-jarige Amerikaan raakte in 2006 verlamd vanaf zijn schouders door een fietsongeluk. Artsen plaatste twee sensoren in zijn hoofd die prikkels oppikken uit het gebied van de hersenen dat de beweging van arm en handspieren regelt. Deze signalen worden daarna via stroomkabels naar een computer gebracht die deze weer doorstuur naar zijn rechter arm en hand. De Amerikaan kan nu zelf weer koffie drinken en zelf weer zijn eten naar zijn mond toebrengen. Drinken doet hij nog met een rietje maar dit is al een grote vooruitgang. Het gaat nog jaren duren voordat de techniek kan worden toegepast buiten een laboratoriumsituatie.
Mening:

Natuurlijk super fijn voor deze meneer. Ik kan me voorstellen dat het een grote vooruitgang is voor deze meneer om weer zelf te kunnen eten en drinken. Dit is toch een stukje zelfstandigheid wat hij terug krijgt. Dit moet geweldig voelen. Ook vind ik deze dingen altijd heel erg interessant. Met ‘’deze dingen’’ bedoel ik: hoe techniek de zorg kan beïnvloeden. Ik kijk hier ook altijd heel veel programma’s over op Discovery etc. omdat ik dit zo interessant vind. Verder weet ik hoe het voelt om afhankelijk te zijn van andere mensen door mijn rug. Dus ik kan me heel goed voorstellen hoe geweldig het voor die man is om weer een stukje zelfstandigheid terug te krijgen. 

Opdracht 6: Documentaire: Ik laat je gaan



Samenvatting:
In deze documentaire zie je de 27 jarige Sanne die lijdt aan: slapenloosheid, borderline en chronische depressie. Sanne is 9 jaar lang behandeld maar het hielp niets. Sanne wil niet meer langer leven en kiest voor zelfeuthanasie. Ze heeft dit aan haar vrienden en vader vertelt. Je krijgt Sanne in haar laatste paar weken te zien. Sanne heeft haar hele uitvaart al gepland, ze weet welke muziek ze wil etc. Sanne vertelt ook hoe het voor haar vader is. Haar vader staat 100% achter haar en laat haar gaan uit liefde. Toch zie je wel dat Sanne zich zorgen maakt om haar vader.. Sanne vertelt dat ze niet bang is voor haar laatste minuten maar dat ze zich wel rot gaat voelen omdat ze andere in de steek laat. Ze maakt haar huis nog een keer helemaal schoon en verft deze zodat het voor de verkoop wat netter staat. De interviewer vraagt aan Sanne of ze denkt dat er iets na de dood is. Sanne is ergens wel bang dat ze in een volgende hel terecht komt, maar ze weet ook dat ze naar haar oma toe kan. Ook wordt er gevraagd: ‘’Is er iets dat iemand kan doen om je op een andere gedachten te brengen?’’ Sanne antwoord met: ‘’Nee sowieso niet, ik heb nog nooit twijfels gehad, ondanks wat iedereen zegt is dit mijn keus en daar sta ik achter, deze heb ik gemaakt, en hier voel ik me goed bij.’’ Op het einde krijg je te zien hoe haar vader nog wat vertelt over Sanne en dat hij zich er verdrietig bij voelt maar toch blij is dat ze dadelijk haar rust vind. Sanne is op 24 maart 2014 overleden.

Mening:

Ik vind het heel heftig.. Ik kan me niet voorstellen hoe het is om als vader je eigen kind te moeten laten gaan op zo’n manier. Iemand waar ze zoveel van houd er waarvoor je je best hebt gedaan je hele leven. En dat diegene er dan voor kiest om uit het leven te stappen. Ik vind het ontzettend knap van haar vader, dat hij dit allemaal toelaat en er ook vrede mee heeft gemaakt. Verder vind ik het jammer om te zien dat iets zover kan komen. Toch ben ik wel voor zelfeuthanasie. Ik vind dat als je niet meer wil leven, en na zoveel behandelingen (of als je ontzettend oud bent, of heel erg ziek), je er zelf voor mag kiezen of je euthanasie pleegt of niet. Deze mensen doen het toch wel, bespaar ze dan de pijn en laat ze het doen op een pijnloze manier. Zo kijk ik er tegenaan. 

Opdracht 4, onderwerp 4: Antisociale persoonlijkheidsstoornis (APS)


Antisociale persoonlijkheidsstoornis (APS), ook wel bekend als dissociale persoonlijkheidsstoornis (DPS) en sociopathie, is een persoonlijkheidsstoornis die gekenmerkt wordt door een diepgaand patroon van minachting voor, of schending van de rechten van anderen. Wat vaak duidelijk naar voren komt is: een uitgeput moreel besef of geweten evenals: een geschiedenis van misdaad, impulsief en agressief gedrag of juridische problemen.

Antisociale persoonlijkheidsstoornis is de naam van de aandoening zoals beschreven in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Dissociale persoonlijkheidsstoornis (DPS) is de naam van een vergelijkbaar begrip gedefinieerd in de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD), hier staat in dat de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis bevat. Beide handleidingen hebben vergelijkbare maar niet identieke normen voor de diagnose van de aandoening.

Symptomen
Antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt bepaald door een aanhoudende en aandringende minachting voor moralen, de rechten en gevoelens van anderen en sociale normen. Personen met deze stoornis hebben meestal geen spijt van het exploiteren van andere (vaak op een manier waarop het schadelijk is voor het slachtoffer), voor hun eigen gewin en/of plezier. Ze manipuleren en bedriegen vaak andere mensen. Dit bereiken ze door middel van humor en een façade van oppervlakkige charme, of door middel van intimidatie en geweld. Ze kunnen arrogant zijn en kijken vaak neer op anderen. Ook hebben ze een gebrek aan berouw voor de schade die ze aanrichten. Onverantwoordelijkheid is een van de belangrijkste kenmerken van deze aandoening: ze kunnen problemen hebben bij het houden van een baan, maar ook bij het vervullen van hun sociale en financiële verplichtingen. Mensen met deze aandoening leiden een leven waarin ze mensen uitbuiten.Afbeeldingsresultaat voor Antisocial personality disorder

Mensen met antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn vaak roekeloos en impulsief, en negeren de gevolgen van hun daden. Zij kunnen herhaaldelijk zichzelf en andere in gevaar brengen. Ze zijn vaak agressief en vijandig en geven een ontregeld humeur weer, ze kunnen heftig uithalen met frustratie. Ook zijn ze gevoelig voor het misbruiken en de verslaving aan drugs, dit is erg gebruikelijk bij deze groep mensen. Dit gedrag zorgt er voor dat ze vaak in conflict komen met de wet, en veel mensen met ASPD hebben een uitgebreide geschiedenis van antisociaal gedrag en strafrechtelijke inbreuken die voortvloeien uit hun jeugd.

Ernstige problemen met interpersoonlijke relaties worden vaak gezien bij mensen met deze aandoening. Emotionele bindingen zijn vaak zwak, en interpersoonlijke relaties draaien vaak om manipulatie, uitbuiting en misbruik van anderen. Terwijl ze over het algemeen geen problemen hebben met het aangaan van relaties, kunnen ze wel problemen hebben bij het in stand houden en handhaven van deze relaties. Relaties met familieleden en verwanten zijn vaak gespannen als gevolg van hun gedrag en de veelvuldige problemen waar deze mensen verstrikt in kunnen raken.



Antisociale gedragsstoornis
Terwijl antisociale persoonlijkheidsstoornis een psychische stoornis is die gediagnosticeerd wordt in de volwassenheid, heeft het een voorafgaande stoornis in de kindertijd. De DSM-5 criteria voor APS vereist dat de individu gedragsproblemen heeft van zijn 15de levensjaar. Aanhoudend antisociaal gedrag, en een gebrek aan respect voor anderen in de kindertijd en adolescentie is bekend als antisociale gedragsproblemen en is de voorloper van APS. Ongeveer 25-40% van de jongeren met deze gedragsstoornis zal worden gediagnosticeerd met APS als ze volwassen zijn.

Antisociale gedragsstoornis is een aandoening gediagnosticeerd in de kindertijd waarbij de kenmerken vergelijkbaar zijn bij APS, en worden gekenmerkt door een herhalend en aanhoudend gedragspatroon waarbij de fundamentele rechten van anderen of belangrijke normen voor die leeftijd geschonden worden.

Kinderen met deze stoornis vertonen vaak agressief en impulsief gedrag, kunnen harteloos en bedrieglijk zijn, en kunnen zich herhaaldelijk bezighouden met kleine criminaliteit, zoals vandalisme of diefstal, of vechten met andere kinderen en volwassenen. Dit gedrag is aanhoudend en kan moeilijk af te leren zijn doormiddel van straffen. ADHD is gebruikelijk bij deze kinderen, en ze kunnen ook deelnemen aan drugsmisbruik. Antisociale gedragsstoornis is anders van oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD), dit kun je zien aan dat: kinderen met ODD geen agressieve dingen doen bij andere mensen, dieren en goederen. Veel kinderen met ODD worden vervolgens opnieuw gediagnosticeerd met Antisociale gedragsstoornis.

Oorzaken en pathofysiologie
Persoonlijkheidsstoornissen worden veroorzaakt door een combinatie en interactie van genetische en omgevingsinvloeden. Genetisch, is de innerlijke temperamentvolle neigingen zoals bepaald door hun genetisch beïnvloedde fysiologie. En bij omgeving gaat het om, de sociale en culturele ervaringen van de persoon in de kindertijd en adolescentie. Denk hierbij aan: familie dynamiek, peer-invloeden en sociale waarden.

Genetisch
Uit onderzoek naar genetische associaties bij antisociale persoonlijkheidsstoornis blijkt dat het een sterke genetische basis heeft. De invloed van APS is hoger bij mensen die een verwant hebben die de aandoening ook heeft. Tweeling studies, die ontworpen zijn om onderscheid te maken tussen genetische en omgevingsinvloeden, tonen aan dat er veel invloed is van genen bij antisociale persoonlijkheidsstoornis maar ook bij antisociale gedragsstoornis.

Van de specifieke genen de betrokken kunnen zijn, is er één gen dat bijzonder belangrijk blijkt te zijn hierin is het is: monoamine oxidase A (MAO-A) gen. Dit is een enzym dat monomamine neurotransmitters, zoals serotonine en norepinefrine afbreekt. Verschillende studies die de relatie tussen het gen en het gedrag onderzoeken, suggereren dat varianten van het gen die leidt tot het minder produceren van MAO-A, zoals 2R en 3R allelen, van het promotorgebied associaties hebben met agressief gedrag. De associatie wordt ook beïnvloed door negatieve ervaringen in het begin van het leven, bij kinderen in het bezit van een laag activiteit variant (MAOA-L) en die mishandeling hebben ervaring, is er ook meer kans op antisociaal gedrag dan bij kinderen met een hoog activiteit variant (MAOA-H). Ook al worden de omgevingsinteracties (zoals emotionele mishandeling) onder controle worden gehouden, blijft er toch een kleine associatie tussen MAOA-L en agressie.

Het gen dat de serotonine transporter codeert (SCL6A4), is een gen dat zwaar wordt onderzocht voor zijn associatie met andere psychische stoornissen, het is een ander gen van belang bij antisociaal gedrag en persoonlijkheidskenmerken. Genetische associatie studies suggereren dat de korte ‘’S’’ allel geassocieerd wordt met impulsief antisociaal gedrag en APS bij gedetineerde. Echter, uit onderzoek naar psychopathie is gebleken dat de lange ‘’L’’ allel geassocieerd wordt met de factor 1 kenmerken van psychopathie. Voorbeelden van deze kenmerken kunnen zijn: gebrek aan empathie, onbevreesdheid en goed zijn in het manipuleren van anderen. Dit suggereert twee verschillende vormen, één meer geassocieerd met impulsief gedrag en emotionele instabiliteit, en de andere met agressie en affectieve verstoring.

Fysiologie
Traumatische gebeurtenissen kunnen leiden tot een verstoring van de standaard ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel, die een afgifte van hormonen kan genereren wat het normale patroon van ontwikkeling kan veranderen. Agressiviteit en impulsiviteit behoren tot de mogelijk symptomen van APS. Testosteron is een hormoon dat een belangrijke rol speelt bij agressiviteit in de hersenen. Neem als voorbeeld: criminele die zware geweldsmisdrijven hebben gepleegd, hebben vaak hogere niveaus van testosteron in zich dan de gemiddelde persoon. Het effect van testosteron wordt tegengewerkt door cortisol, dit hormoon vergemakkelijkt de cognitieve controle op impulsieve neigingen.

Neurologie
Onderzoekers associëren verwondingen aan het hoofd met antisociaal gedrag. Sinds 1980, hebben wetenschappers traumatisch hersenletsel, waaronder schade aan de prefrontale cortex, verbonden met een onvermogen om morele en sociaal aanvaardbare beslissingen te nemen. Kinderen met vroege schade aan de prefrontale cortex kunnen het sociaal of moreel redeneren misschien nooit volledig ontwikkelen en worden hierdoor ‘’psychopathische individuen’’.. gekenmerkt door een hoge mate van asociaal gedrag en agressie zonder dat ze een schuldgevoel hebben of empathie laten zien voor hun slachtoffers. Antisociaal gedrag wordt verbonden met een verminderde grijze stof in de rechter lensvormige kern, het eiland van Reil, en de frontopolar cortex. Toegenomen grijze stof zijn waargenomen in de rechter spoelvorming winding, het onderste wandkwabje, de gordelwinding, en de achterste centrale winding.

Mensen die antisociaal gedrag vertonen laten een verminderde activiteit in de prefrontale cortex zien. De prefrontale cortex is betrokken bij een groot aantal uitvoerde functies waaronder: gedrag remmingen, vooruit plannen, het bepalen van de gevolgen van een actie en het onderscheid tussen goed en kwaad.Afbeeldingsresultaat voor antisocial personality disorder brain

Omgeving
Sommige onderzoeken suggereren dat de huiselijke en sociale omgeving veel bijdraagt aan de ontwikkeling van antisociaal gedrag. Bij de ouders van deze kinderen is antisociaal gedrag aangetoond, en dit kan overgenomen worden door hun kinderen.

Behandeling
APS is een van de moeilijkste persoonlijkheidsstoornissen om te behandelen. Door hun lage capaciteit voor medelijden, hebben mensen met APS vaak onvoldoende motivatie en hebben moeite met het zien van de kosten van hun asociale acts. Vaak doen ze net alsof ze medelijden hebben in plaats van dat ze echt proberen te veranderen: ze kunnen verleidelijk charmant en oneerlijk zijn, ook kunnen ze medepatiënten en personeel manipuleren tijdens de behandeling. Onderzoeken hebben aangetoond dat ambulante therapie waarschijnlijk niet succesvol is, maar de mate waarin mensen met APS helemaal niet reageren op therapie is overdreven. Residentiële programma’s die een zorgvuldige gecontroleerde omgeving van begeleiding en structuur bieden, samen met peer confrontatie worden aanbevolen. Er is enig onderzoek geweest naar de behandeling van APS, dat positieve resultaten voor therapeutische interventies weergaven. Schema therapie wordt ook onderzocht voor de behandeling van APS. Een recensie van Charles M. Borduin is voorzien van de sterke invloeden van multisysteemtherapie (MST), die mogelijk deze kwestie zou kunnen verbeteren. Deze behandeling vereist echter volledige samenwerking en participatie van alle gezinsleden. Sommige onderzoeken hebben aangetoond dat de aanwezigheid van APS bij een patiënt niet de behandeling van andere aandoeningen, zoals drugs misbruik, belemmerd, hoewel andere onderzoeken tegenstrijdige bevindingen hebben.

Therapeuten die werken met personen met APS kunnen aanzienlijke negatieve gevoelens hebben tegenover patiënten met een uitgebreide geschiedenis van agressie, uitbuiting en misbruik. In plaats van het proberen om een gevoel van geweten bij deze personen op te wekken, wat erg moeilijk is gezien de aard van de aandoening, zijn therapeutische technieken vooral gericht op rationele en utilitaire argumenten tegen het herhalen van fouten uit hun verleden. Deze aanpak richt zich vooral op het tastbare, materiële waarde van pro sociaal gedrag en op het zich onthouden van antisociaal gedrag. Echter, het impulsieve en agressieve karakter van de mensen met deze aandoening kan de effectiviteit van de therapie beperken.

Het gebruik van geneesmiddelen bij de behandeling van antisociale persoonlijkheidsstoornis is nog maar weinig onderzocht, en er is nog geen medicijn goedgekeurd door de FDA om APS te behandelen. Niettemin kunnen medicatie zoals: antipsychotica, antidepressiva, en stemmingsstabilisatoren gebruikt worden om symptomen zoals impulsiviteit en agressiviteit tegen te gaan. 

dinsdag 4 april 2017

Opdracht 4, onderwerp 3: Manipulatie



Manipulatie is een vorm van sociale beïnvloeding die gericht is op het gedrag of de perceptie van anderen te veranderen door middel van: misleidende of achterbakse tactieken en misbruik. Door het bevorderen van de belangen van de manipulator, (dit gaat vaak ten koste van de ander), zou je zo’n methode kunnen zien als: uitbuiting, omslachtig, misbruik, en bedrieging.

Vereisten voor succesvolle manipulatie
Volgens psychologisch auteur George K. Simon, gaat het bij succesvolle manipulatie vooral om de manipulator die:

1.       Agressieve bedoelingen en gedragingen verhuld
2.       De psychologische kwetsbaarheid van het slachtoffer kent. Hiermee bepaald hij welke tactiek het meest effectief is.
3.       Een voldoende niveau van meedogenloosheid heeft. Hierdoor heeft hij geen moeite met het veroorzaken van schade bij het slachtoffer.
 Afbeeldingsresultaat voor manipulatie
Hoe manipulators controle over hun slachtoffers uitoefenen
Volgens Braiker:
Braiker identificeerde de volgende manieren waarop manipulators controle over hun slachtoffers uitoefenen:
·       Positieve versterking: dit omvat prijzen, oppervlakkige sympathie (krokodillen tranen), oppervlakkige charme, overmatig verontschuldigen, goedkeuring, geld geven, goedkeuring, cadeautjes geven, aandacht geven, publieke erkenning en gezichtsuitdrukkingen zoals een geforceerde glimlach of lach.
·       Negatieve versterking: dit omvat het verwijderen van het slachtoffer uit een negatieve situatie als beloning. Bijvoorbeeld: ‘’je hoeft je huiswerk niet te maken als ik dit bij je mag doen.’’
·       Intermitterend of gedeeltelijke versterking: dit kan een effectief klimaat van twijfel en angst creëren. Dit kan het slachtoffer aanmoedigen om vol te houden – bijvoorbeeld bij vormen van gokken, de gokker wint waarschijnlijk zo nu en dan maar verliest over het algemeen nog steeds geld.
·       Straffen: dit omvat schreeuwen, zeuren, intimidatie, de stilte behandeling, schelden, bedreigingen, schuldgevoel aanpraten, emotionele chantage, slachtoffer spelen en huilen.
·       Traumatic one-trail learning: het gebruik van verbaal geweld, explosieve woede of een andere vorm van intimiderend gedrag om dominantie of superioriteit vast te stellen; maar één incident van dergelijk gedrag kan een slachtoffer trainen om de manipulator niet tegen te spreken of confronteren.

Volgens Simon:
Simon identificeerde de volgende manipulatietechnieken:
·       Liegen: het is moeilijk te zeggen of iemand liegt op het moment dat ze het doen, maar de waarheid komt meestal naar boven als het al te laat is. Een manier om de kans dat je wordt voorgelogen te minimaliseren is om te begrijpen dat sommige soorten persoonlijkheden (vooral psychopaten) experts zijn in de kunst van het liegen en bedriegen, ze doen het vaak, en vaak ook op een subtiele manier.
·       Liegen en weglating: dit is een subtiele manier van liegen door het weglaten van de hele waarheid. Deze techniek word ook veel gebruikt in propaganda.
·       Ontkenning: de manipulator weigert toe te geven dat hij of zij wat verkeerd heeft gedaan
·       Rationalisatie: een excuus dat gemaakt word door de manipulator wegens ongepast gedrag. Dit is nauw verwant aan een spindoctor. Een spindoctor is een voorlichter of adviseur van een politieke partij die de opdracht heeft gekregen om het beleid van zijn politieke opdrachtgever zo positie mogelijk te presenteren.
·       Minimalisering: dit is een soort van ontkenning gekoppeld aan rationalisatie. De manipulator beweert dat zijn of haar gedrag niet zo onverantwoordelijk en schadelijk is als een ander suggereert. Bijvoorbeeld: het zeggen dat een belediging maar een grapje was.
·       Afleidingsmanoeuvre: de manipulator geeft geen duidelijk antwoord op een vraag en gebruikt een afleidingsmanoeuvre. Hij stuurt het gesprek naar een ander onderwerp.
·       Selectieve onoplettendheid of selectieve aandacht: de manipulator weigert om aandacht te besteden aan iets dat kan afleiden van zijn of haar agenda. Ze zeggen dan dingen zoals: ‘’Ik wil het niet horen’’.
·       Ontduiking: hetzelfde als afleiding maar de manipulator geeft vage, irrelevante antwoorden
·       Schuldgevoel aanpraten (guilt trip): dit is een speciale soort intimidatie techniek. De manipulator vertelt het slachtoffer dat hij of zij niet genoeg om hem geeft, het te makkelijk heeft of egoïstisch is. Dit resulteert meestal in dat het slachtoffer zich slecht gaat voelen. Zo blijft het slachtoffer in een angstige en onderdanige positie.
·       Beschamen: de manipulator maakt gebruik van sarcasme om angst en twijfel bij het slachtoffer te toe te laten nemen. Manipulators maken gebruik van deze techniek om anderen onwaardig te laten voelen. Shaming tactieken kunnen heel subtiel zijn, zoals een woeste blik, een onaangename toon van de stem, een retorische opmerking en subtiele sarcasme. Manipulators kunnen iemand beschaamd laten voelen voor het durven uitdagen van de manipulator. Het is een effectieve manier om een gevoel van ontoereikendheid in het slachtoffer op te wekken.
·       Slachtoffer spelen: de manipulator portretteert zichzelf als een slachtoffer van andermans gedrag om medelijden, sympathie of compassie op te roepen waardoor ze iets krijgen van een ander. Zorgzame en gewetensvolle mensen kunnen het niet uitstaan om iemand te zien leiden en de manipulator vind het gemakkelijk om in te spelen op hun sympathie om te krijgen wat ie wil.
·       Kwaadspreken van het slachtoffer: deze tactiek is een krachtig middel om het slachtoffer in de verdediging te krijgen terwijl hij zijn agressieve bedoelingen maskeert. De manipulator beschuldigd het slachtoffer een misbruiker te zijn. Het slachtoffer verdedigd zichzelf dan.
·       Het spelen van de dienaar: bijvoorbeeld: zeggen dat handelt op een bepaalde manier om gehoorzaam te zijn of om in service aan een gezagsdrager hun werk te doen.
·       Verleiding: de manipulator gebruikt vleierij, charme of openlijk ondersteuning om een vertrouwensgevoel op te wekken bij het slachtoffer.
·       Projecteren van de schuld (anderen de schuld geven): vaak zal de manipulator zijn/haar eigen psychotische denken op het slachtoffer projecteren, zodat het lijkt alsof het slachtoffer iets fout heeft gedaan. Manipulators zullen ook beweren dat het slachtoffer fout zit voor het geloven van de leugens, alsof het slachtoffer de manipulator gedwongen heeft om bedrieglijk te zijn. Alle schuld wordt gedaan om het slachtoffer schuldig te laten voelen over de keuzes die hij heeft gemaakt. Het wordt vaak gebruikt als psychologische en emotionele manipulatie en controle. Manipulators liegen over liegen, alleen om opnieuw te kunnen manipuleren en het originele minder ongeloofwaarde verhaal in een meer aanvaardbare waarheid te kunnen veranderen.
·       Doen alsof ze onschuldig zijn: manipulators proberen te suggereren dat al het kwaad wat ze hebben verricht, onbedoeld was of dat ze niet gedaan hebben waar ze van beschuldigd worden. Een manipulator kan een blik van verontwaardiging en verbazing opzetten. Deze tactiek laat het slachtoffer twijfelen over zijn of haar eigen oordeel en eventueel ook zijn of haar geestelijke gezondheid.
·       Doen alsof ze verward zijn: de manipulator probeert dom te spelen door te doen alsof hij niet weet waar het slachtoffer het over heeft. De manipulator verwart het slachtoffer opzettelijk zodat het slachtoffer gaat twijfelen over zijn/haar eigen waarneming.     
·       Bandwagon effect: de manipulator troost het slachtoffer door te claimen (waar of onwaar) dat veel mensen datgene al hebben gedaan, dus dat het slachtoffer het ook maar moet doen. Dit omvat uitdrukkingen zoals: ‘’veel mensen als jij …’’ of ‘’iedereen doet dit toch.’’ Deze vorm van manipulatie is vaak te zien in peer groepen om het slachtoffer drugs of andere stoffen te laten proberen.

Kwetsbaarheden die uitgebuit worden door manipulators:
Volgens Braiker’s zelfhulpboek, maken manipulators gebruik van de volgende kwetsbaarheden die zich voor kunnen doen bij slachtoffers:
·       De ziekte om het iemand naar zijn zin te maken
·       Verslaving aan het krijgen van goedkeuring en aanvaarding van anderen
·       Emetofobie (angst voor negatieve emoties, dat wil zeggen een angst voor het uiten van boosheid, afkeuring en frustratie).
·       Gebrek aan assertiviteit en het vermogen om nee te zeggen.
·       Wazig gevoel van identiteit
·       Lage zelfredzaamheid

Volgens Simon, profiteren manipulatoren van de volgende kwetsbaarheden in slachtoffers:
·       Naïviteit – het slachtoffer vindt het moeilijk om het idee te accepteren dat sommige mensen sluw, omslachtig of meedogenloos zijn. Vaak ontkennen ze dat ze een slachtoffer zijn.
·       Over-nauwgezetheid – het slachtoffer is bereid om de manipulator het voordeel van de twijfel te geven en hun kant van de zaak te bekijken.
·       Weinig zelfvertrouwen – slachtoffer twijfelt veel aan zichzelf, heeft een gebrek aan zelfvertrouwen en assertiviteit. Ze schieten vaak snel in de verdediging.
·       Over-intellectualistisch – het slachtoffer probeert het te begrijpen en gelooft dat de manipulator een goede reden heeft om iemand zo te kwetsen.
·       Emotionele afhankelijkheid – het slachtoffer heeft een onderdanig of afhankelijke persoonlijkheid. Hoe meer emotioneel afhankelijk het slachtoffer is, hoe kwetsbaarder hij of zij is om gemanipuleerd te worden.

Manipulators nemen over het algemeen de tijd  om de kenmerken en de kwetsbaarheden van hun slachtoffers te leren kennen.

Motivatie van manipulatoren
Manipulators kunnen verschillende mogelijke motivaties hebben, inclusief maar niet beperkt tot:
·       De noodzaak om hun eigen doelen te halen ten koste van anderen
·       Een sterke behoefte om gevoelens van macht en superioriteit te bereiken in relaties
·       Een noodzaak om de controle te houden (control freak)
·       Een verlangen om zich machtig en superieur te voelen tegenover een ander om zelfverzekerder te worden
·       Verveling, of moe worden van zijn/haar omgeving. Ze zien het meer als een spel dan dat ze een ander pijn doen.

·       Geheime agenda, crimineel of andersgezind. Bijvoorbeeld financiële manipulatie. Dit zie je vaak bij ouderen. 

dinsdag 14 maart 2017

Opdracht 4, onderwerp 2: Mishandeling en criminaliteit (en het effect van mishandeling op lange termijn)

Slecht behandelen van kinderen, waaronder kindermishandeling en verwaarlozing, is een groot maatschappelijk probleem. Volgens the American Department of Health and Human Services, zijn meer dan een miljoen kinderen jaarlijks het slachtoffer van mishandeling. Meer dan een half miljoen kinderen lijden ernstige verwondingen, en ongeveer 1500 kinderen sterven. Dit maakt kindermishandeling de belangrijkste oorzaak van sterfgevallen als gevolg van verwondingen bij kinderen die 1 jaar en ouder zijn. Naast deze afschuwelijke tol, heeft kindermishandeling veel schadelijke gevolgen op lange termijn.
In ‘’Does Child Abuse Cause Crime?’’ focussen auteurs Erdal Tekin en Janet Currie op het effect van kindermishandeling op misdaad met behulp van gegevens uit the National Longitudinal Study of Adolescent Health.

De auteurs vinden dat kindermishandeling de waarschijnlijkheid verdubbelt dat een individu zich met vormen van criminaliteit gaat bezighouden. Dit geldt zelfs als we tweelingen vergelijken, waarvan er 1 werd mishandeld en de ander niet. Het is nuttig om dit resultaat in perspectief te zetten door te vergelijken met andere schattingen van de effecten van factoren met betrekking tot criminaliteit. Bijvoorbeeld met gegevens uit New York. Eerdere onderzoekers vonden dat een enkel procentpunt daling van de werkloosheid slechts een 2,2 procentpunt daling van inbraken genereert en dat een stijging van 10 procent van het minimumloon leidt tot over een 3,5 procent afname van berovingen in New York City.
De auteurs noemen verschillende onderzoeken die aantonen dat hen die toegang hebben tot een pistool thuis, eerder de neiging hebben om allerlei misdaden te plegen, bij ongeveer 30% van de volwassenen. Afnamen van pistool eigendommen in 1990 verklaren tot een derde van de daling in misdaad in diezelfde periode. Blootstelling aan geweld met een vuurwapen verdubbelt ongeveer de kans dat een volwassenen, in de daaropvolgende 2 jaar, zal deelnemen aan ernstige geweldpleging. Dus de gevolgen van mishandeling zijn vergelijkbaar met die van de blootstelling aan geweld met een vuurwapen.
 Afbeeldingsresultaat voor abuse and crime
Uit schattingen blijkt dat criminaliteit veroorzaakt door misbruik de samenleving ongeveer 6,7 miljard dollar per jaar kost. Het zou interessant zijn om deze cijfers te vergelijken met de kosten van voorkoming van mishandeling, maar niet veel interventie programma’s zijn effectief geweest volgens onderzoeken. De enige uitzondering is een onderzoek waarbij een verpleegkundige een willekeurig huisbezoek komt doen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat zij de gevallen van mishandeling met 50% kunnen verminderen. Dit kost ongeveer 4000 dollar per kind. Dan zou de totale kosten van deze dienstverlening aan alle kinderen ongeveer 16 miljard dollar zijn. Gezien het feit dat misdrijven veroorzaakt door mishandeling maar 1 van de sociale kosten is, blijkt uit deze schattingen dat zo’n huisbezoek programma voor zichzelf kan betalen omdat de sociale kosten worden verminderd.

De auteurs tonen aan dat de duidelijke negatieve gevolgen van kinderhandeling op kinderen hun neiging om deel te nemen aan criminaliteit reëel zijn. Ze vinden dat mishandeld worden ongeveer de kans verdubbelt dat je betrokken raakt bij verschillende soorten misdrijven en dat de effecten nog erger zijn bij kinderen met een laag sociaaleconomische status. Jongens lopen ook een groter risico voor criminele neigingen dan meisjes. Seksueel misbruik lijkt nog de grootste effecten te hebben op de criminaliteit. Tot slot verhoogt ervaring met meerdere vormen van mishandeling en de ervaring met de kinderbescherming ook de kans op betrokken zijn bij criminaliteit. Deze bevindingen bewijzen dat de neiging naar criminaliteit niet alleen verhoogt door de mishandeling zelf, maar ook door de ernst van de mishandeling.


Afwijzing van het kind
Jill Leslie Rosenbaum, hoogleraar criminologie aan de California State University, schrijft: ‘’onderzoek heeft uitgewezen dat de jeugd waarvan de band met hun ouders zwak is, meer kans heeft om delinquent te worden. Jeugd die een betere band hebben met hun ouders hebben meer controle over hun gedrag.’’ Omdat een kind zijn emotionele gehechtheid aan zijn ouders een goede aangepaste volwassenen garandeert, heeft de afwijzing van een kind krachtige tegenovergestelde effecten. Ronald Simons, professor sociologie aan de Iowa State University, geeft een overzicht van de bevindingen van het onderzoek: ‘’een geweigerd kind heeft de neiging om andere te wantrouwen, met als gevolg dat ze defensief of zelfs agressief reageren op interacties. Dergelijke ouders zijn niet alleen een slecht rolmodel maar verstrekken ook een training in agressief gedrag.’’

Afwijzing door de familie, die het kind zijn/haar eerste fundamentele gemeenschap zijn, zet de toon voor een andere sociale tragedie. Geweigerde kinderen haken meestal geleidelijk af van het normale leven. Professor Simons gaat door: ‘’ouderlijke afwijzing, verhoogd de kans op het betrokken raken bij een afwijkende peergroep, vertrouwen op een slechte coping stijl en het gebruik van drugs.’’

Vele andere onderzoeken in de vakliteratuur hebben dezelfde bevindingen. Een meta-analyse uitgevoerd door Ronald Rohner van the University of Connecticut concludeert: ‘’in een halve eeuw van internationaal onderzoek, hebben we geen andere klasse van ervaring gevonden die een even sterk en consistent effect heeft op de ontwikkeling van de persoonlijkheid als de ervaring van het afgewezen zijn, met name door de ouders in de kindertijd. Kinderen en volwassen van over de hele wereld, ongeacht geslacht, ras en cultuur reageren op precies dezelfde manier als ze door zorgverleners worden afgewezen.’’ Naast vele andere bevindingen concludeerde Rohner:

1.       Degene die van ouderlijke afwijzing lijden in hun jeugd, hebben moeite met een vertrouwensrelatie opbouwen als ze volwassen zijn.
2.       De pijn die je ervaart als je ouders je afwijzen, reikt vaak tot in de volwassenheid
3.       Neurologische studies suggereren ouderlijke afwijzing hetzelfde deel van de hersenen activeren als bij fysieke pijn.

Mishandeling of verwaarlozing door de ouders
De vakliteratuur staat vol met bevindingen van een verband tussen toekomstige criminaliteit en crimineel gedrag en het misbruik en de verwaarlozing van kinderen door hun ouders. Dit misbruik kan emotioneel, fysiek of seksueel zijn. Onderzoeken die uitgevoerd zijn sinds 1964 hebben een positieve correlatie gevonden tussen ouder-kind-agressie-geweld-misbruik-lijfstraffen en agressie gevonden vanuit het kind. Dus: geweld verwerkt geweld.

West Coast Crips en Bloods bendeleden in Amerika zijn zonder uitzondering opgegroeid in een gevaarlijke familie omgeving. Ze vertrokken vaak hun huis om van het geweld te ontsnappen of zijn ze weggedreven omdat ze werden achtergelaten of verwaarloosd door hun ouders. Als gevolg hiervan hebben deze jongen mannen vaak een ander wereldbeeld ontwikkeld. Dit wordt gekenmerkt door een gevoel van kwetsbaarheid en een behoefte om jezelf te beschermen, een geloof dat niemand te vertrouwen is, een noodzaak om een sociale afstand te bewaren en een bereidheid om intimidatie en geweld te gebruiken om andere af te weren. Ze voelen zich vaak aangetrokken tot mensen die zich net zo defensief opstellen en ze verwachten dat niemand te hulp zou schieten als ze dat nodig zouden hebben. Jonge vrouwelijke delinquenten die weggelopen zijn van huis, zijn vaak het slachtoffer van seksueel misbruik.

De nauwe band tussen kindermishandeling en criminaliteit wordt ook benadrukt in een onderzoek uit 1988. Er waren toen 14 jongeren ter dood veroordeeld in Amerika. 12 van hun waren op brute wijze misbruikt door familieleden.

Kinderen die opgroeien in een intact getrouwd gezin, hebben veel minder kans om zo’n geweld mee te maken of er getuige van te zijn. Het bevorderen van intacte gezinnen is noodzakelijk om verwaarlozing en misbruik te voorkomen.

Impact op jongens versus meisjes

Seksueel of fysiek misbruik treft meisjes en jongens verschillend. Misbruik bij meisjes resulteert vaak in depressie of een psychiatrische ziekenhuisopname. Bij mannen resulteert het meer in een naar buiten gericht vijandigheid. Seksueel geweld is ook bekend om posttraumatische stress-stoornis te veroorzaken bij meisjes. Slachtofferschap in de vroege kinderjaren heeft aantoonbare gevolgen op lange termijn voor delinquentie, volwassen criminaliteit en gewelddadig gedrag. De ervaring van kindermishandeling en verwaarlozing heeft zelfs een substantiële impact op personen met anders weinig kans van het ontplooien van crimineel gedrag. Mannelijke en vrouwelijke slachtoffers van misbruik hebben dus een grotere kans om betrokken te raken bij crimineel gedrag. 

Opdracht 4, onderwerp 1: Neurose



Een neurose is een structureel ineffectieve manier van omgaan met problemen. Het was een term voor een klasse van functionele psychische stoornissen waarbij er angst was maar geen wanen of hallucinaties. Een neurose mag niet worden verward met een psychose, dit is een verlies van contact met de werkelijkheid. Ook mag het niet worden verward met neuroticisme, dit is een fundamenteel persoonlijkheidskenmerk volgens psychologische theorieën.

Symptomen en oorzaken
Er zijn veel verschillende neurosen zoals: obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis, obsessief-compulsieve stoornis, hysterie, angststoornis en een grote verscheidenheid van fobieën.
Volgens C. George Boeree, professor emeritus bij Shippenburg University, kunnen de symptomen van neurose zijn: verdriet of depressie, angst, prikkelbaarheid, woede, laag gevoel van eigenwaarde enz., mentale verwarring, gedragssymptomen zoals fobische vermijding, impulsieve en dwangmatige handelingen, waakzaamheid, lethargie enz., cognitieve problemen zoals storende of onaangename gedachten, herhaling van gedachten en obsessie, negativiteit en cynisme, fantaseren, enz. neurose impliceert afhankelijkheid, perfectionisme, agressiviteit, schizoïde isolatie, socio-cultureel ongepast gedrag, etc.

Neurose kan worden gedefinieerd als een ‘’slecht vermogen aan te passen aan iemands omgeving, een onvermogen om te iemands levenspatronen te veranderen, en het onvermogen om een rijker, meer bevredigende persoonlijkheid te ontwikkelen.

Jung’s theorie
Jungs theorie van neurose is gebaseerd op het uitgangspunt van een zelfregulerende psyche samengesteld uit de spanningen tussen tegengestelde houding van het ego en het onbewuste. Een neurose is een belangrijke onopgeloste spanning tussen deze houding. Elke neurose is uniek en verschillende dingen werken in verschillende situaties, dus geen therapeutische methode kan zomaar worden toegepast. Er zijn echter een aantal gevallen die Jung toelicht. Hoewel iemand is aangepast aan het dagelijks leven, mist het individu een bevredigend gevoel van betekenis en doel, en heeft geen religieuze overtuiging waar hij op terug kan vallen. Er lijkt geen overduidelijke manier te zijn om zaken recht te zetten. In deze gevallen, wendde Jung zich tot lopende symbolische communicatie van het onbewuste in de vorm van visioenen en dromen. Carl Jung vond dat zijn aanpak bijzonder effectief was voor patiënten die goed zijn aangepast aan de sociale normen maar bezorgd zijn over existentiële vragen.

‘’Ik heb vaak mensen neurotisch zien worden wanneer ze zich tevreden stellen met foute of ontoereikende antwoorden op de vragen van het leven’’ – Jung

‘’De meerderheid van mijn patiënten bestond niet uit gelovigen maar uit degene die hun geloof hadden verloren’’ – Jung

‘’Hedendaagse mensen zijn blind voor het feit dat, met al zijn rationaliteit en efficiëntie, de mens is bezeten door ‘’krachten’’ die niet in zijn controle zijn. Zijn demonen en goden zijn niet helemaal verdwenen; ze hebben slechts nieuwe namen. Ze houden hem op de vlucht met een onverzadigbare behoefte aan alcohol, pillen, tabak, rusteloosheid, voedsel, vage angsten, psychologische complicaties – en vooral, een groot scala aan neurosen’’ – Jung

Jung had ondervonden dat de onbewuste expressie voornamelijk via iemand zijn inferieure psychologische functie vindt, of het nu over gevoel, denken of intuïtie gaat.


Psychoanalytische theorie
Volgens de psychoanalytische theorie, kunnen neurosen geworteld zijn in afweermechanismen. Afweermechanismen zijn een normale manier van ontwikkelen en onderhouden van een consistent gevoel van eigenwaarde (oftewel een ego). Maar alleen de gedachten en gedragingen die moeilijkheden brengen in iemands leven worden neurosen genoemd.

Een neurotisch persoon ervaart emotioneel leed en onbewuste conflicten, die zich in verschillende fysieke of psychische aandoeningen manifesteren. Het belangrijkste symptoom is angst.

Neurotische neigingen komen veel voor en kunnen zich manifesteren als acute of chronische angst, depressie, een fobie, een obsessief-compulsieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis.

Horney’s theorie
In haar laatste boek genaamd: Neurosis and Human Growth, legde Karen Horney een complete theorie van de oorsprong en dynamiek van neurose uit. In haar theorie is neurose een vervormde manier van kijken naar de wereld en zichzelf, die wordt bepaald door dwangmatige behoeften in plaats van een oprechte interesse in de wereld zoals hij is. Karen Horney stelde voor dat neurose wordt doorgegeven aan een kind door zijn vroege omgeving en dat er veel verschillende manieren zijn waarop dit kan gebeuren:

Wanneer samengevat, komen ze allemaal neer op het feit dat de mensen in de omgeving te druk zijn met hun eigen neurosen om het kind lief te hebben, of om hem te zien als het individu dat hij is; hun houdingen naar het kind worden bepaald door hun eigen neurotische behoeften en reacties.

De eerste werkelijkheid van het kind is dan vervormd door zijn of haar ouders hun behoeften. Kinderen die opgroeien met neurotische verzorgers worden snel onzeker en ontwikkelen een angst. Om om te gaan met deze angst, creëert de kind zijn of haar fantasie een geïdealiseerd zelfbeeld:

Elk persoon bouwt zijn persoonlijke geïdealiseerd beeld van de materialen van zijn eigen bijzondere ervaringen, zijn eerdere fantasieën, en zijn specifieke behoeften. Als het niet voor het persoonlijke karakter van het beeld was, zou hij geen gevoel van identiteit en eenheid krijgen. Hij idealiseert, om te beginnen met, zijn bijzondere ‘’oplossing’’ voor zijn conflict: naleving wordt liefde, goedheid, heiligheid; agressiviteit wordt kracht, leiderschap, heldendom, almacht; afstandelijkheid wordt wijsheid, zelfvoorziening, onafhankelijkheid. Wat, volgens zijn oplossing, zich voordoen als tekortkomingen of gebreken.

Zodra hij zich met zijn geïdealiseerd beeld identificeert, volgen er een aantal effecten. Hij maakt vorderingen over anderen en het leven omdat hij voelt dat hij dit moet door zijn geïdealiseerde zelfbeeld. Hij zal zichzelf een strikte set normen opleggen om dat beeld te halen. Uiteindelijk zal hij zichzelf verachten voor al zijn beperkingen. Vicieuze cirkels zullen deze effecten versterken.

Uiteindelijk, als hij volwassen wordt, zal er een bepaalde ‘’oplossing’’ voor al zijn innerlijke kwetsbaarheden en conflicten stollen. Hij zal symptomen van narcisme, wraakzucht of perfectionisme laten zien. Of hij zal zichzelf wegcijferen; hij laat symptomen van armoede zien. Of hij zal schizoïde nijgingen laten zien.

Volgens Horney, vallen milde angststoornissen en persoonlijkheidsstoornissen allemaal onder haar regeling van neurose als variaties in de mate van ernst.

Het tegenovergestelde van neurose is volgens Horney zelfrealisatie. Je bent dan in een staat waarin je met de volledige diepte van je spontane gevoelens reageert op de wereld, in plaats van met angst gedreven dwang. Hierdoor groeit de persoon tot het verwezenlijken van zijn of haar aangeboren mogelijkheden. Horney vergelijkt dit proces met een eikel die groeit en een boom wordt.

Woordherkomst en geschiedenis
De term neurose werd bedacht door de Schotse arts William Cullen in 1769. Cullen gebruikte de term voor het beschrijven van verschillende zenuwziekten en symptomen die fysiologisch niet verklaard konden worden. Fysieke kenmerken waren echter bijna altijd aanwezig en diagnostische testen, zoals testen van het knie reflex, werden gebruikt in de 20e eeuw. De betekenis van de term werd opnieuw gedefinieerd door Carl Jung en Sigmund Freud in de vroege en het midden van de 20e eeuw. Nu wordt het nog steeds gebruikt in de filosofie en psychologie.


Het Diagnostic en Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) elimineerde de categorie ‘’neurose’’ in 1980 vanwege een besluit van de redacteuren. Volgens ‘’the American Heritage Medical Dictionary, wordt neurose niet meer gebruikt in psychiatrische diagnoses.  

Opdracht 3: Lijst met onderwerpen die ik interessant vind

Ik vind best wel veel interessant dus ik heb een vrij grote lijst. Dit zijn dingen die veel te maken hebben met psychologie. Dit is ook wat ik wil gaan doen in de toekomst. Hierbij de lijst:
  • Chronische pijn
  • Criminaliteit
  • Verslaving
  • Probleemjongeren
  • Gedragsproblematiek
  • Narcisme
  • Psychologie
  • Behaviorisme
  • Gesprekstechnieken
  • Paranoïde Schizofrenie
  • Menselijk gedrag
  • Angststoornissen
  • Begaafdheid
  • Misbruik/Mishandeling en criminaliteit 
  • Bewustzijn (theorieën)
  • Complottheorie
  • Dromen
  • Samenhang psychische klachten en lichamelijke klachten (medische psychologie)
  • Herinneringsvervalsing
  • Hersenspoeling
  • Hond van Pavlov
  • Manipulatie (indoctrinatie)
  • Inversietheorie
  • Lucidedroom
  • Maanziekte
  • Neuropsychologie
  • Onbewuste kennis
  • De ontzichtbare gorilla
  • Neurose 
  • Persoonlijkheid en persoonlijkheidsleer
  • Placebo
  • Pesten
  • Terror management theory
  • Forensische psychologie
  • Abnormal Psychology
  • 1983 West Bank fainting epidemic
  • Rechtspsychologie

dinsdag 14 februari 2017

Wie ben ik?

Ik ben Carly Janssen, 20 jaar oud en ik doe de opleiding maatschappelijke zorg niveau 4 met uitstroomrichting: specifieke doelgroepen. Ik heb mijn eerste jaar een half jaar stage gelopen in de ouderenzorg, en dan met name dementerende ouderen. Mijn tweede jaar heb een half jaar stage gelopen met verstandelijk beperkte cliënten en dit jaar (het laatste jaar) loop in een jaar stage met verstandelijk beperkte ouderen cliënten. Volgend jaar neem ik een tussenjaar en dan ga ik een HBO opleiding doen. Ik twijfel nog tussen toegepaste psychologie of maatschappelijk dienstverlener als mijn vervolgopleiding. Uiteindelijk zou ik graag forensische psychologie gaan leren en hier ook in gaan werken.
 Afbeeldingsresultaat voor maatschappelijke zorg loesje